Eugen Kolisko was de eerste die zich verdiepte in de vraag hoe je bij kinderen tot een verbonden begrip van stoffen kunt komen. Hij richtte zich op kinderen, maar het antwoord op die vraag is voor volwassenen hetzelfde. Hij vroeg dit aan Rudolf Steiner en die zei dat hij uit zou kunnen gaan van de verbrandingsverschijnselen. Hij heeft heel lang nagedacht over dit antwoord. Uiteindelijk kwam hij tot het besef dat je bij verbranden twee bewegingen hebt. Een naar boven, naar een verspreiden in de lucht en een andere beweging naar beneden, naar een verdichting.
Hij formuleert dit (vrij vertaald) als volgt:
Nu, ik begon met te laten zien wat een vlam eigenlijk is. Een vlam verspreid aan de ene kant licht in de wereld en straalt aan de andere kant warmte uit. De glans en opwarming gaan terug naar de hemel. Tegelijkertijd valt de as naar beneden. De dode, vaste, verstarde as. En daartussenin is de lucht actief. Daar leeft de vlam van. Er is ook rook. In de rook worstelen de lucht en het waterige met elkaar. Het geheel heet vlam. In de vlam worden de grote wereld tegenhangers onthecht van hun zelfgenoegzaamheid: Licht en warmte enerzijd, en het vaste materiële anderzijds. Het vaste materiële is ook het zout, de aarde. Al het levende is brandbaar. Wanneer de bladeren in de herfst verwelken zien we eigenlijk eigenlijk een vlam die opstijgt naar de hemel. De geest rukt zich los van de materie. Zo moeten we naar het vuurproces kijken. Goethe heeft dit heel mooi samengevat:
Denn was das Feuer lebendig erfaßt,
Bleibt nicht mehr Unform und Erdenlast.
Verflüchtigt wird es und unsichtbar,
Eilt hinauf, wo erst sein Anfang war.